Buitenaardse landschappen
8 mei 2012
Aan het eind van de middag komen we aan bij de Valle de Rocas, een vallei met bizarre, rode rotsformaties. Hier willen we wild kamperen vannacht. Deze vallei ligt ten zuiden van Uyuni in het zogenaamde merengebied van Bolivia en ligt op 3800 meter hoogte. We zijn niet de enigen die hier een kijkje nemen, er staat een tourauto, die even later vertrekt. We maken een paar mooie foto's van Har op een van de rotsformaties en van mijzelf op een andere formatie. Dan komen er nog twee tourauto's aan, met hierin een groep Tsjechen. Aardige lui die we vanochtend ook tegenkwamen bij een uitkijkpunt en die toen nieuwsgierig de standaard vragen stelden: waar komen jullie vandaan, hoe is jullie auto hier gekomen, hoe lang zijn jullie op reis? Een van de Tsjechen wil wel een foto van ons samen op een van de rotsformaties maken.
Terwijl ik achter de groep aan de vallei in wandel om wat rond te kijken en te fotograferen, blijft Harald bij de auto een praatje maken met de gids en de chauffeurs van de groep. Hij krijgt een aantal goede tips van hen voor de rest van ons toertje door het merengebied terwijl ik de ene na de andere foto schiet, want wat is het hier mooi met die immense met sneeuw bedekte bergen op de achtergrond!
Vlak voor de schemering invalt vertrekken de Tsjechen in de twee auto's en hebben we de vallei voor onszelf. We parkeren de auto achter een enorm rotsblok zodat we wat minder in het zicht staan en genieten van een aardige zonsondergang, terwijl een aantal vizcacha's (konijnachtige beesten met een lange, harige krulstaart) over het rotsplateau rent. Dan kruipen we snel de auto in om te koken want het begint behoorlijk koud te worden. Dat wordt weer een koude nacht vannacht!
De volgende ochtend blijven we in bed, diep in de slaapzak en onder het dekbed weggekropen, tot de zon al enige tijd op is en de ijskoude ochtend (-7) heeft opgewarmd. We klappen onze stoeltjes uit in de zon en genieten in alle rust - het enige geluid dat we horen is het fluiten van een paar vogels - van een ontbijt met prachtig uitzicht. Nadat we voldoende opgewarmd en bijgebruind zijn vertrekken we en gaan op zoek naar een andere vallei met rotsformaties die volgens de gids van de Tsjechen ook erg mooi moet zijn. Het kost ons wat moeite de vallei te vinden, maar na wat heen en weer rijden vinden we hem dan toch. Deze vallei is minder groot, maar ook erg mooi. We kijken wat rond, schieten weer wat foto's en gaan dan weer op weg. Op weg naar Laguna Colorada - het rode meer - komen we door een prachtig landschap. Door dorre, rotsige, schaars begroeide vlaktes waar lama's met strikjes in de oren staan te grazen; door een klein dorpje met simpele rechthoekige huisjes, waar Boliviaanse vrouwen met plooirokken en hoedjes rondlopen; door een vruchtbaar en groen riviervalleitje geflankeerd door rode rotswanden; langs een prachtig lichtblauw meer omgeven door rode rotsen met daartussen witte zandduintjes; en steeds op de achtergrond die enorme bergen met sneeuw bedekte toppen.
"Wat een waanzinnig leeg, ruig, bizar, buitenaards en mooi landschap!" roep ik keer op keer. We schieten niet erg snel op. niet alleen omdat de onverharde weg vaak niet al te best is, maar ook omdat ik om de haverklap "Stop, foto!", roep.
Aan het begin van de middag komen we aan bij Laguna Colorada. We rijden met de auto naar de oever van het meer, dat mooi, maar niet erg rood van kleur is. We parkeren de auto vlak bij de oever om naast de auto te een broodje te eten. Maar eerst loop ik nog dichter naar de oever om foto's van de vele flamingo's te maken, die rustig en statig wegstappen als ik dichterbij kom. Flauwe beesten!
Na de lunch rijden we om het immens grote meer heen, naar een klein schiereiland dat aan de zuidkant in het meer steekt. "Ha kijk eens, het meer is toch rood", roep ik verbaasd uit. "Hartstikke rood!" Of het nu de andere lichtval is of dat hier wel bepaalde bacteriën zitten die aan de andere kant van het meer niet aanwezig zijn, we weten het niet, maar feit is dat het meer hier echt fel rood kleurt. Met aan de kant wat fel groen - van algen ofzo - roze flamingo's midden in het meer, een grote groep vicuna's die aan de oever staan te drinken en de bergen met witte toppen op de achtergrond is het hier schilderachtig mooi. We lopen een stukje langs de oever en ik loop heel rustig en zachtjes naar de groep vicuna's. Ze kijken af en toe naar me op en een groot deel van de groep loopt langzaam een klein stukje verder. Maar een paar vicuna's blijven gewoon staan terwijl ik steeds dichterbij sluip en zo kan ik mooie foto's van ze maken. Tot een andere toerist, veel minder behoedzaam aan komt stappen. De vicuna's gaan er van door.
Meer toeristen arriveren, het is gedaan met de rust. De ene na de andere tourauto arriveert en al gauw staan er 15 tot 20 auto's geparkeerd rond de onze. Een auto staat een heel eind voorbij het bord verboden te parkeren geparkeerd. Tja, dat bord geldt niet voor iedereen, natuurlijk. Tijd om weer eens verder te gaan. Omdat we wel bij het meer willen slapen vannacht besluiten we nog even iets naar het noorden te rijden, naar Arbol de Piedra. De weg daarheen is vanwege het diepe wasbord oppervlak vreselijk om te rijden. Na twintig minuten rijden komen we bij de blanke rotsformaties aan, waar we niet echt van onder de indruk zijn. "Aardig, maar zeker geen must see", concludeer ik. "Seen that, been there", antwoordt Harald. "Arbol de Piedra, Check" zeg ik, terwijl ik doe of ik een vinkje zet op een denkbeeldige lijst. "Terug naar Laguna Colorada dan maar." We rijden terug over de vreselijke weg, proberen uit of het beter rijdt als we naast de weg door de grijze kiezelwoestijn gaan rijden, maar dat is niet zo dus kiezen we toch maar weer voor de 'normale' weg.
Tegen schemering komen we bij het meer en rijden naar de mirador aan de noordkant van het meer. "Misschien is dat ook wel een goede wildkampeerplek", merk ik op. En dat blijkt het inderdaad te zijn, met mooi uitzicht op het meer. Maar zonder beschutting tegen de wind. Ook hier genieten we van een mooie, zij het niet spectaculaire, zonsondergang. Gelukkig gaat de wind, zoals meestal, later op de avond liggen, dus hebben we geen last van klapperend tentdoek als we het dak omhoog doen. We slapen we prima, dit keer op een hoogte van 4300 meter. Het blijkt te lonen dat we eerst twee dagen in Uyuni (gelegen op 3600 meter) hebben vertoefd om te wennen aan de hoogte en vervolgens een nacht op 3800 meter hebben geslapen, want Harald heeft dit keer niet veel last van hoogteziekte, ook al heeft hij wel wat hoofdpijn.
10 mei 2012
"Hier links en dan het eerste weggetje rechts" zeg ik turend op de GPS. De weg stijgt flink en de auto klimt langzaam - wel zwarte rook spuwend - maar gestaag naar 4900 meter hoogte. "Ook Ndugu heeft nu minder last van hoogteziekte", merk ik op. "Zal toch komen door de betere kwaliteit diesel die we nu gebruiken", zegt Harald. "Het was dus een goede tip om geen YPF maar Shell te tanken." Het waypoint in de GPS voert ons feilloos naar de geisers 'Sol de Manana' en ook deze bijzondere plek hebben we voor ons alleen. Naar aanleiding van de beschrijving in de Lonely Planet verwacht ik dat deze geisers minder imposant zijn dan de Tatio geisers in Chili. Maar niets blijkt minder waar. Ook al spuiten er maar een paar bijna even hoog als de Tatio geisers, deze geisers blijken veel diverser van uiterlijk. We zien stoom spuitende geisers, water pruttelende geisers en een soort van modderbubbelbaden, waarin dikke grijze, lichtgele of lichtroze modder pruttelt en bubbelt dat het een lieve lust is. Bij sommige modderbaden spat de modder twee tot drie meter de lucht in. Wel afstand houden dus! "Wat een bizarre omgeving weer!", roep ik uit. Ik val in herhaling, want dat heb ik de afgelopen dagen vaker geroepen. Maar bizar, bijna buitenaards, is het hier nu eenmaal.
Na ons ruim een half uur vergaapt te hebben aan de geisers rijden we door een bar, droog, rood landschap naar een groot zoutmeer, Salar de Challviri. Ik vind dit lege, ruige berglandschap erg mooi, maar Harald vindt het wel erg onherbergzaam en ziet toch liever groenere landschappen.
Aan het eind van de ochtend komen we bij de hot spring, prachtig gelegen op de rand van Salar Challviri. Door de vulkanische activiteit in de grond wordt het grondwater verwarmd en dat komt hier in het dal aan de oppervlakte en op die plek hebben ze een bad aangelegd waar het water van zo'n 37 graden in stroomt. Als we er aankomen is er niemand. Het is heerlijk zonnig en niet koud en we hebben al 3 dagen niet gedouched, dus we besluiten dat we wel een bad kunnen gebruiken. Dus snel de badkleding aan en we plonsen erin. "Zo hé, dat is lekker zeg!" roep ik uit. "De temperatuur is precies goed en wat een mooi uitzicht over het meer en op de bergen! Dit is pas echt genieten!" Ik ga op mijn rug liggen, laat me drijven en voel me heerlijk ontspannen. Na 20 minuten in het bad, arriveert er een tourauto. Vier toeristen stappen uit en niet veel later liggen zij ook in het bad. Dan arriveert er nog een tourauto en nog een. "Hmmm, het spitsuur van de tours is begonnen. Blijkbaar stoppen ze hier allemaal rond lunchtijd", concludeer ik. Niet veel later staan er 6 tourauto's rond het bad en wordt het vol in de hot spring. "Tijd om te gaan", zeg ik. "Als we nu gaan blijven we al deze tourauto's tenminste voor op weg naar Laguna Verde en hebben we dat meer misschien ook voor ons alleen.
Ruim een uur later komen we bij Laguna Verde aan en zijn we inderdaad de enigen. Het meer doet zijn naam eer aan en is prachtig groen. "Tijd voor een late lunch", zeg ik terwijl we naar de mirador rijden, waarvan we mooi uitzicht hebben over het meer, dat op 4400 meter ligt.
Na de lunch vertrekken we weer, want we hebben nog een flink stuk rijden voor de boeg. We willen namelijk een paar honderd meter dalen, zodat we lager kunnen slapen dan afgelopen nacht. "Hoe lager we kunnen slapen, hoe beter, want ik heb toch wel een beetje hoofdpijn gehad de hele dag en daar wil ik wel vanaf", zegt Harald. Het plan is om van Laguna Verde door te steken naar Tupiza. Deze route wordt ook wel door tourtjes vanuit Tupiza gereden, maar het is een veel minder druk bereden route dan de route vanuit Uyuni. En dat merken we al snel, want de route is veel lastiger te vinden. Op de kaart staat een weg dwars door de Salar Challviri, maar dan moeten we dus dezelfde weg weer terug. Een andere route die op de kaart staat ingetekend loopt ten zuiden van de Salar, door de 'Desierto Dali' en lijkt korter, dus we besluiten die te pakken. Deze route staat ook op de GPS, al lijkt die wel anders te lopen dan op de kaart. We rijden een stukje terug over de weg die we gekomen zijn en volgen vervolgens de track op de GPS en die leidt ons naar een duidelijke track die inderdaad de Desierto Dali, een rode kiezelvlakte met hier en daar steil oprijzende rotsformaties, op voert. We rijden langs verschillende rotsformaties en dan vertelt de GPS ons dat we rechts af moeten. Rechts van ons zien we echter geen weg of track terwijl de track die we volgen rechtdoor gaat. "Toch maar rechtdoor", stel ik voor. "Want dat is wel de goede richting op uiteindelijk. De track op de GPS gaat een heel eind verderop toch ook weer naar links. We volgen de track langs nog een paar rotsformaties en zien dan dat er steeds meer bandensporen de track verlaten en in een bocht weer terug lijken te gaan richting de weg waar we vandaan komen. "Hmmmm, al die tourauto's uit Uyuni rijden natuurlijk even langs een paar van deze rotsformaties en gaan dan weer terug naar de weg", denk ik hardop. De track die we volgen wordt steeds minder duidelijk, maar we zien links en rechts van ons ook een paar bandensporen naar het oosten lopen. "We rijden nog steeds de goede richting op en al die sporen lopen hier natuurlijk niet voor niets", zeg ik. We volgen het meest duidelijke spoor en op de GPS zie ik dat we langzaam maar zeker de track op de GPS weer naderen. Na drie kwartier rijden over de glooiende kiezelvlakte kruisen we een heel duidelijke track die naar het noorden voert, terwijl de track waar we op zitten daarna erg vaag wordt. "Laten we deze duidelijke track maar volgen", zeg ik. "Deze loopt parallel aan de track op de GPS. Die staat alleen wat verderop ingetekend." We volgen de track en komen even later bij het zoutmeer. De track voert door het zoutmeer en dat is hier nog behoorlijk nat. "Daar heb ik eigenlijk niet zo veel zin in", zegt Harald. "Dat zoute water is slecht voor de auto en als we hier vast komen te zitten zijn er weinig mensen om ons te helpen. We hebben sinds we van de weg af zijn geen mens meer gezien". Harald wijst op een redelijk duidelijke track die langs de salar naar het oosten voert. "Kunnen we die track niet volgen?" "Probeer maar", zeg ik. "Het ziet er uit als een veel gereden track en gaat richting de track op de GPS." We slaan deze track in en rijden een tijdje langs de salar. "We naderen de GPS track", zeg ik. Even later zien we een duidelijke track de salar op gaan, die hier bijna geheel droog is. We volgen de track de salar op en gelukkig voert deze track ons bijna geheel over droge stukken. Af en toe staat er een heel klein laagje water op de track, waar we heel rustig doorheen rijden. Als we de salar overgestoken zijn komen we bij een steenslagweg. "Deze weg staat ook op de GPS. Deze moeten we helemaal volgen", zeg ik. De weg voert langs een meer met flamingo's en vervolgens omhoog een berg op. "Wanneer gaan we nu eindelijk eens dalen?", vraagt Harald. "We zitten nog steeds op 4400 meter en nu gaan we omhoog in plaats van naar beneden. Ik wil naar beneden! Over een uur wordt het donker en ik wil verdomme wel eens van die koppijn af!" "We gaan eerst nog een stuk omhoog, maar daarna gaan we naar beneden en redelijk steil ook", zeg ik terwijl ik op de GPS tuur. Niet alle wegen staan er op, maar wel alle hoogtelijnen. De weg wordt steeds smaller en slechter als we omhoog zigzaggen. De auto schudt en kreunt en wij worden flink door elkaar gerammeld. Langzaam kruipen we omhoog, weer naar 4900 meter, maar daarna daalt de weg dan toch eindelijk. De weg wordt nog slechter, met grote gaten en flinke uitstekende keien die niet te vermijden zijn. Nu kruipen we schuddend en rammelend omlaag, waarbij Harald de meest puntige stenen probeert te ontwijken. De weg leidt ons een dal in en dan zien we opeens water voor ons. Links en rechts van de weg zien we een moerasachtige vegetatie: grote pollen gras omgeven door water. De weg voor ons verdwijnt in het water en we kunnen niet goed zien hoe diep het is. "Ik ga eens even kijken of we hier door kunnen", zegt Harald terwijl hij uit stapt. Wel zo handig dat hij een korte broek en slippers aan heeft. Ik heb gewone schoenen en een lange broek aan dus ik blijf in de auto zitten en zie hoe Harald tot halverwege de kuiten door het water waadt. "Tjonge, wat is dat koud!", zegt hij even later als hij weer de auto in klimt. "Maar hier kunnen we wel door heen. Het is niet erg diep en de ondergrond is stevig." Langzaam rijden we door het water naar de overkant. "Verder maar weer. Nog een half uur voor het donker wordt." De weg is nu wat vlakker dus we rammelen gelukkig niet meer zo. We komen nog twee keer een riviertje tegen waar we doorheen moeten, maar ook die leveren geen problemen op. We rijden langs een paar huisjes en daarna door een heel klein dorpje. "Het begint al te schemeren", zeg ik. "We moeten nu snel een kampeerplek zien te vinden." Even later voert de weg ons over een helling boven een rivier. Ik zie een spoor naar de rivier afslaan en als we verder rijden zie ik een vervallen dak onder ons. "Die track van net leidt naar een vervallen hutje. Ik denk dat er niemand woont. Laten we even kijken of dat een goede kampeerplek is." Harald keert de auto en we rijden de track op. Bij het hutje aangekomen zien we geen mens en een groot hangslot aan de buitenkant op de deur. "Hier is niemand", zegt Harald. "En we staan redelijk uit het zicht van de weg. En op 3700 meter, mooi laag. Prima kampeerplek dus. Snel koken en dan vroeg naar bed, want ik ben behoorlijk moe." "En morgen vroeg op weg, want het is nog een eind naar Tupiza. Ik denk eigenlijk dat we dat niet in een dag redden", zeg ik.
11 mei 2012
Aan het begin van de middag komen we bij een splitsing. "Links of rechts", vraagt Harald. "De weg naar links zie ik niet op de GPS en de weg rechtdoor wel. Die gaat in elk geval de goede kant op." We kijken om ons heen. Geen wegwijzer te zien en ook geen mens waaraan we het kunnen vragen. We zijn het afgelopen uur niemand tegen gekomen, dus het lijkt ons niet waarschijnlijk dat we nu snel iemand tegenkomen waaraan we het kunnen vragen. "Rechtdoor maar", beslis ik. Aan die beslissing gaan we steeds meer twijfelen want de weg wordt steeds slechter, met grote, diepe gaten, waar we met moeite omheen slalommen. Na een klein uur rijden verandert de weg in een grote gatenkaas waar we niet zonder risico op schade overheen kunnen. Naast de weg zien we een paar bandensporen lopen over de kiezelhelling. Wij volgen een van die tracks en komen zonder problemen langs de gatenkaas. Even verderop is de weg weer wat beter en kunnen we hem weer volgen. Maar de weg blijft slecht, met veel gaten en regelmatig diepe geulen in het midden van de weg, waarschijnlijk uitgesleten door water. Soms is de geul zo diep en breed dat we bang zijn dat we er met een van de wielen in zullen zakken en dan zouden we nog wel eens schade kunnen oplopen of misschien zelfs om kunnen vallen. "Zou dit wel de juiste route zijn?" vraag ik me nogmaals af. "Volgens de GPS gaat hij echt naar San Antonio de Lipez en vandaar gaat de weg verder naar Tupiza." Als we een rivier moeten oversteken, zien we natte bandensporen op beide oevers. "Er is hier niet al te lang geleden nog een auto langsgekomen", concludeert Harald. "Dus dan zal het wel goed zijn." De weg voert een berg op en daarna langs een afgrond weer naar beneden. Ook hier zitten diepe geulen in de weg en het kost Harald opperste concentratie om de banden i het spoor te houden.
Tergend langzaam rijden we verder. We komen nog steeds niemand tegen. De enige levende wezens die we zien zijn vogels en lama's met kleurrijke strikjes in de oren. Dan opeens, na een bocht in de weg, ligt de weg er prachtig bij. Vlak en zonder gaten. Hier is duidelijk een grader aan het werk geweest, die we dan ook een heel stuk verderop tegenkomen. Vanaf hier rijden we over een mooie, vlakke, redelijk brede weg naar San Antonio de Lipez, waar we rond 4 uur 's middags aankomen.
"Hoe nu verder?" Op de kaart zien we vanaf San Antonio twee wegen op de kaart staan die beiden naar Tupiza leiden. De ene weg gaat door de bergen, weer over een heel hoge pas. De andere weg is langer en gaat door een rivierdal. We vragen het aan twee toeristen die we zien lopen. Zij zijn vanochtend uit Tupiza vertrokken maar met een gids en chauffeur en ze hebben geen idee welke weg zij hebben gehad. "Je kan het wel aan onze gids vragen, die zit in het hotel iets verderop. Maar je kan Tupiza niet in op dit moment, want demonstranten hebben wegblokkades opgeworpen rond Tupiza en andere steden. Wij konden vanochtend heel vroeg Tupiza met moeite verlaten via een sluiproute." "Nee he, begint dat gezeik met blokkades nu al? We zijn nog maar een week in Bolivia", roep ik gefrusteerd uit als we naar het hotel rijden. Bolivia staat, net als Peru, bekend om de vele wegblokkades. Is een bevolkingsgroep het niet eens met plannen en beslissingen van de regering, dan blokkeren ze de wegen rond de steden. Meestal duren die blokkades maar een paar dagen, een enkele keer twee of drie weken. "Ik heb weinig zin om gedwongen nog een paar dagen hier in de bergen te moeten zitten. Nou ja, we zien wel." Van de gids in het hotel horen we dat de langere route via het rivierdal de mooiere route is, die de tourtjes ook allemaal rijden. "Het is nog 10 uur rijden naar Tupiza vanaf hier", zegt hij. "Oei da's nog een hele lange dag rijden dus", concludeer ik. Ook bevestigt hij dat vandaag de medici wegblokkades hebben opgeworpen. Dat duurt waarschijnlijk twee of drie dagen, schat de gids in.
Snel stappen we weer in de auto. "We kunnen nog ruim een uur rijden voordat het donker wordt", zeg ik. "Dat scheelt morgen weer een uur. Als we morgen vroeg vertrekken kunnen we morgen Tupiza wel halen. Als we geen last hebben van de blokkades tenminste." "Dat zou fijn zijn", antwoordt Harald. "Ik ben onderhand wel een beetje klaar met de bergen en heb wel weer zin in wat beschaving, een wc, douche en mensen om me heen." We rijden verder en vinden een uur later een prima kampeerplekje in het rivierdal.
De volgende dag rijden we over redelijk goede wegen, door een mooi rivierdal naar Tupiza. We stoppen nog even in een klein dorp om een paar flessen water te kopen, want onze watertanks zijn bijna leeg - door 5 dagen wildkamperen is ons waterverbruik veel hoger dan normaal. Als we door het dorpje rijden zien we geen winkel, dus vragen we het maar even aan een paar dames die buiten staan te praten. Een van de dames neemt ons mee naar haar piepkleine winkeltje. Er staat een koelvitrine met flessen frisdrank, water en blikjes bier en een kast met wat andere produkten. Ook staan er een tafel en een breimachine in de kleine ruimte. Ze heeft waterflessen van twee liter, dus we kopen er twee voor 10 Bolivianos (ruim een euro).
Aan het eind van de ochtend stoppen we weer in een dorpje om de weg te vragen. Een vrachtwagenchauffeur wijst Harald de weg terwijl ik een paar (gestamelde) zinnen wissel met enkele dames die naast hun kleine huisje zitten te koken. Ze zijn heel hartelijk ook al verstaan we elkaar niet helemaal. Ze zijn blij met de snoepjes en ballonnen die we hen gegeven en zwaaien ons uit als we even later weer verder rijden.
De route voert door een mooi landschap, langs de rivier, tussen lage zandduinen door en door een kloof, maar het landschap is niet zo spectaculair als de afgelopen dagen. Tot we aan het begin van de middag vlakbij Tupiza bij een kloof komen met uitzicht over een bizar landschap van door water uitgesleten rotspilaren. 'El Silar' heet dit punt en de mirador waar vandaan we neerkijken op dit fenomeen vormt een prima lunchplek. We zijn al vlak bij Tupiza, veel vroeger dan verwacht, en dat geeft ons mooi de tijd om de prachtige kloof met dieprode rotswanden te verkennen. We rijden een zijweg in en komen in een andere kloof, geflankeerd door dieprode, loodrechte rotswanden.
Tegen half 5 komen we bij de dorpsrand van Palala, een voorstadje van Tupiza. Er staat een aantal trucks en auto's naast de weg geparkeerd. "Een wegblokkade?" vraag ik me hardop af. We parkeren de auto ook naast de weg en gaan kijken. Inderdaad; de weg het dorp in is geblokkeerd en een groep mannen staat er vlak bij te overleggen. We lopen naar de mannen toe. "Bloqueo?" vraagt Harald met een vriendelijke glimlach. De man knikt bevestigend, maar vertelt ons dan dat zij de blokkade over een uur denken te beëindigen, want de regering is in gesprek gegaan met de actievoerders. We mogen wel lopend langs de blokkade, dus we lopen het dorp in, om bij het eerste winkeltje dat we tegenkomen brood en eieren te kopen. Als we terug komen bij de auto komt de man waarmee we gesproken hebben naar ons toe en vertelt dat de blokkades worden opgeheven en de weg over een half uur vrij zal zijn. Maar wij kunnen de sluiproute wel alvast pakken en hij wijst ons een smal, onverhard weggetje dat eerst om het dorp en verderop door een heel smal steegje - we passen er maar net doorheen - voert.
Niet veel later nemen we in Tupiza een kijkje op de binnenplaats van een klein, goedkoop hostel, waar we mogen kamperen. "Weer zo'n deprimerende ommuurde betonnen bak", zeg ik tegen Harald. "Daar heb ik nu eigenlijk helemaal geen zin in. Laten we even bij het hotel kijken, waar andere reizigers ook hebben geslapen." Hotel Mitru is mooi en groot. Het heeft een zwembad in een mooie tuin met gras en bloemen en een gezellige lobby met wifi. In de tuin en de lobby zit een flink aantal mensen en het ziet er heel gezellig uit. Helaas mogen we hier niet op de parkeerplaats kamperen. Uiteraard mogen we de auto er wel parkeren maar dan moeten we gewoon een kamer nemen. "Terug naar het hostel dan maar?" vraagt Harald. "Nee ik wil hier slapen. Hier is het tenminste mooi en gezellig!", antwoord ik. Dus trakteren we onszelf op een mooie hotelkamer met douche en wc en met tv. En op een hoop gezelligheid: we ontmoeten een Belgisch stel dat in een VW busje Zuid-Amerika rondreist en we gaan uit eten met een Nederlands stel dat back-packend een half jaar aan het reizen is. Wat heerlijk om weer eens Nederlands te praten!
We blijven drie nachten in het hotel. Op de eerste dag relaxen en zonnen we wat bij het zwembad en verkennen we het dorp. De volgende dag doen we een paardrijtoertje door nog meer mooie kloven en rotsformaties. Erg leuk om te doen, maar och ja, dat is waar ook, we kunnen helemaal niet paardrijden! Die 12 lessen in 2002 zijn allang weer vergeten en dus hobbelen we in het zadel op en neer als de paarden in draf gaan,. En dat doen ze regelmatig want ze willen snel terug naar de stal. We hebben nog een week lang een zere kont....
Zuid Amerika
- Brazilie, Iguazu en zuidkust
- Brazilie, Bonito
- Peru, Ollantaytambo
- Peru, Inca Trail
- Peru, Colca Canyon
- Bolivia, el Camino de la Muerte
- Bolivia, Sucre
- Bolivia, merengebied
- Bolivia, Salar de Uyuni
- Chili, rondom San Pedro de Atacama
- Argentinie, San Martin - Salta
- Chili, Carretera Austral
- Argentinie, van Lago Posadas naar Los Antiguos
- Argentinie, Perito Moreno
- Chili, Torres del Paine
- Argentinie, Vuurland
- Argentinie, grensovergang Chili
- Argentinie, langs de kust naar het zuiden
- Argentinie, Peninsula Valdes
- De haven van Buenos Aires
- Buenos Aires, Argentinie