home Header Image
home Header Image
Naamloos document

De grote trek Zuid

Wildkamperen aan de Argentijnse kust

 

16 februari 2012

We parkeren onze auto aan een rotsstrandje ongeveer 500 meter van het gehucht Cabo Raso, dat uit een aantal ruïnes en slechts twee of drie bewoonbare gebouwen bestaajonge pinguint. Een prima wild kampeerplek besluiten we, en nog net voor het bord waarop 'no acampar' (niet kamperen) staat. Het gehucht ligt in the middle of nowhere, ruim twee uur rijden van Trelew en Rawson en een uur rijden van Punta Tombo, waar een enorme pinguïnkolonie zit en waar we die koddige beesten weer in het wild hebben kunnen bekijken. In Afrika hebben we vergelijkbare pinguïns gezien bij Kaapstad en op Peninsula Valdes hebben we er ook een paar gezien, maar ze blijven grappig om te zien. Deze kolonie is enorm uitgestrekt en het landschap niet onaardig, dus we kijken ruim twee uur rond. En ik kan het niet laten weer heel wat foto's te maken, vooral van jonge, pluizige puinguïns.

Guanaco

Vanaf de pinguïnkolonie rijden we ruim een uur door een desolaat stenig landschap, waar alleen kleine grijsgroene struikjes en gele graspollen tussen de met kiezels bedekte grond groeien. We komen onderweg geen mens en geen enkele andere auto tegen. Wel een paar wilde guanaco's en kuddes schapen, want deze uitgestrekte, dorre gronden behoren toe aan een estancia (farm) die schapen houdt. En ook in Cabo Raso zien we weinig tekenen van leven, hoewel er bij een huisje wel auto's staan.

Dit is de vierde keer dat we wild kamperen en het bevalt ons goed. De eerste vijf nachten hebben we op campings gestaan, maar daarna hebben we het wildkamperen 'ontdekt'. Hier in Argentinië mag het op veel plekken en redelijk veel Argentijnen doen het zelf ook, is onze indruk. Ook andere reizigers doen het regelmatig en we hebben van enkele reizigers die hier ook zijn geweest een flink aantal plekken (zogenaamde GPS-Waypoints) doorgekregen waar je goed kunt staan. In Afrika hebben we nooit wild gekampeerd, maar Argentinië voelt vertrouwder en veiliger. Terwijl in Afrika alle campings zijn voorzien van grote hekken en de poorten daarvan 's nachts op slot gaan, hebben de campings in Argentinië nauwelijks hekken en kan iedereen (dag en nacht) vrij in- en uitlopen. Dat geeft een totaal ander gevoel. Hier heb je niet meteen drommen mensen om je heen als je stopt zoals in Afrika het geval is. Daarbij komt dat de campings hier redelijk zijn, maar zeker niet bijzonder en in deze periode van het jaar (zomer) ook behoorlijk druk, dus dan is wild kamperen erg aantrekkelijk.

Kust bij El CondorDe eerste keer wildkamperen deden we op het strand, toen we de mooie, onverharde kustroute van El Condor (onder Viedma) naar San Antonio Este reden. Een route langs rotsige kliffen, hoge, blanke duinen en kilometers lange stranden. Onderweg kwamen we twee fietsers tegen met veel bepakking. "Dat moeten Nederlanders of andere Europeanen zijn", zei ik, dus stopten we even om een praatje met ze te maken. Het was een Duits stel dat al 1,5 jaar aan het fietsen was. Ze waren eerst van Duitsland naar Namibie gefietst, toen overgevlogen naar Buenos Aires waar vandaan ze via Vuurland naar Alaska willen fietsen. Onderweg kamperen ze veel in het wild, ook in Afrika zonder problemen. De onverharde kustweg viel ze een beetje tegen, veel 'wasbord' en - nog lastiger - stukken rul zand, waar bijna niet doorheen te fietsen viel. Dus hielden ze het voor gezien en besloten te overnachen op het strand. Enige zorg alleen was of ze wel genoeg water bij zich hadden, want er liggen maar weinig plaatsjes op de route en ze deden er langer over dan gepland. Dus hebben wij hun flessen gevuld met het gefilterde water uit onze tanks, voordat we weer verder reden. En door hun verhaal enthousiast gemaakt (niet voor het fietsen, wel voor het wildkamperen) besloten we dat we dat nu toch echt ook eens moesten gaan doen.

Eerste wildkampeerplek bij Bahia CreeckEen uurtje later stopten we bij het volgende kilometers lange strand. Daar waren nog wat Argentijnen aan het vissen en stonden een paar tentjes. Wij zochten een mooi plekje op het strand in de beschutting van een klein duintje, redelijk ver bij de Argentijnen vandaan. "Top. Wat een prachtige plek om te kamperen", zeg ik helemaal blij. Rondom onze auto een breed zandstrand en achter ons begroeide, blanke duinen. Dus ik klapte meteen de stoeltjes uit en ging lekker zitten om te genieten van het uitzicht. En wat later van een prachtige zonsondergang, waarbij de zon een paar flarden wolken mooi dieprood en roze kleurde.

Punta Pardelas 2De tweede wildkampeerplek was bij Punta Pardelas op het Peninsula Valdes, waar we een dagje zeeleeuwen en zeeolifanten hebben bekeken (zie een ander verslag). Daar stonden we tussen een paar duintjes met voor ons een rotsplateau, rechts van ons een lang kiezelstrand en links van ons hoge kliffen. Er stonden, niet ver van ons af, een paar caravans en een tent van een paar Argentijnen. Op deze plek hebben veel andere reizigers ook gekampeerd en we begrijpen wel waarom. Het is een heel bijzonder, mooi landschap en als je in het goede seizoen bent heb je ook nog grote kans om walvissen voorbij te zien komen!

Onze volgende wildkampeerplek is op een kiezelstrand, vlak bij Puerto Madryn. Daar staan we moederziel alleen. Tenminste, als je de zeeleeuw niet mee telt, die 's ochtends zijn kop boven water stak en naar ons 'blafte' om ons gedag te zeggen. Helaas dook hij meteen onder en verdween. Die ochtend genieten we in alle rust van dit mooie plekje. We ontbijten uitgebreid, Harald doet wat klusjes aan de auto, ik ga in de zon zitten lezen en maak een kleine wandeling over het strand.

En vandaag kamperen we dus weer aan de kust in the middle of nowhere. Als we net onze zelfgekookte pasta achter de kiezen hebben en het begint te schemeren en licht te regenen, horen we opeens motorgeronk dichterbij komen. "Een auto. Die komt naar ons toe. Hopelijk niet om ons te vertellen dat we hier niet mogen kamperen." De auto stopt inderdaad bij onze auto, twee jonge kerels stappen uit en beginnen in het Spaans te ratelen tegen ons. We maken duidelijk dat we dat niet zo goed kunnen verstaan en tot onze verbazing praten de mannen vrij goed Engels, want er zijn hier erg weinig mensen die een beetje Engels praten, ook al krijgen ze het wel een paar jaar op school. De mannen vragen of we hier gaan kamperen en als wij dat beamen, verzoeken ze ons het afval niet hier achter te laten. Ook vertellen ze dat als we wat willen eten en drinken Gezellige lui in het gehucht Cabo Rasoof als we een douche willen gebruiken dat in Cabo Raso kan. Ze zijn heel aardig en vrolijk en we raken aan de praat. Zij vertellen ons dat Cabo Raso gebouwd is in 1880 en na de 2e wereldoorlog werd verlaten. Nu zijn er enkele gebouwen gerestaureerd en is er een huis bewoond en worden de andere gebruikt als vakantiehuisjes. Er woont een stel met twee kinderen, maar die zijn nu een weekje weg en hebben een van de mannen, een surfer die hier vaak komt surfen, gevraagd op hun huis en zaken te passen. De twee kinderen van het stel gaan naar school in Trelew en daarom woont de vrouw met de kinderen door de week daar, terwijl ze het weekend op deze afgelegen plek doorbrengen met hun man/vader. Hij regelt de belastingen voor de vissers in de omgeving en ze verdienen wat bij door campingplekken, kamers en huisjes te verhuren aan vissers, surfers en aan toeristen en reizigers die van stilte en rust houden. Je schijnt hier uitstekend te kunnen vissen en dat is een hobby van veel Argentijnen, zowel mannen en vrouwen, zo hebben we gemerkt.

Rijden door de duinen bij Mar de Ajo

Veel Argentijnen rijden met de auto het strand op om vervolgens een hengeltje uit te gooien. Bij veel stranden en duinen zijn plekken waar je met de auto en de quad (vierwielige motorfiets) mag rijden. Die Argentijnen raggen met een quad over het strand en door de duinen. Quads die ze huren of - vaker - die ze zelf meenemen op een aanhanger achter de auto. Strand genoeg, zullen ze wel denken, dus waarom niet lekker scheuren op een paar stukken? Nou, wij vinden het niet erg, want dat geeft ons de gelegenheid om ook wat door de duinen en over het strand te rijden in Mar del Ajo.

De volgende twee dagen regent het en die gebruiken we dan maar als rijdagen. Onderweg zijn toch niet zo heel veel bezienswaardigheden en zo schieten we lekker op richting Vuurland. Na twee dagen rijden belanden we in Puerto San Julian, een plaatsje aan zee en in de Patagonische kou. Was het in Peninsula Valdes nog korte broeken weer, nu halen we de winterjas te voorschijn, eten we in de auto en ga ik met dikke sokken aan naar bed. Als we 's ochtends opstaan is het 13 graden en overdag - het is droog maar bewolkt - wordt het niet warmer dan zo'n 16 graden. En het voelt door de ijskoude wind veel kouder aan. Omdat het nu droog is besluiten we vandaag wat sightseeing te doen. Maar eerst doet Harald een nood-reparatie aan de uitlaat, die los zit. Daarna rijden we de 'Circuito Costero', weer een mooie onverharde route langs de kust, die ons langs strandjes, kliffen, uitkijkpunten en een soort kwelderlandschap voert. Dit laatst punt kiezen we als plek om te overnawildkampeerplek bij San Julianchten. We parkeren de auto op het zandstrand, met voor ons eerst het kwelderachtige landschap met een soort zeegras, daarachter het water met daarin een eiland met een pinguïnkolonie. De pinguïns zitten op zo'n 600 meter bij ons vandaan maar we kunnen ze woordelijk verstaan en we zien de kleine zwart-witte silhouetjes op en neer waggelen. Dit wildkampeerplekje is de mooiste, maar koudste tot nu toe. Gelukkig gaat de wind liggen en eten we toch buiten. Met de winterjassen aan, dat wel. En als de laatste dagjesmensen die hier komen vissen en picknicken om 23 uur vertrekken (de Argentijnen hebben toch echt een ander leefritme dan Afrikanen!), gooien wij ons dak omhoog en kruipen diep onder onze dekbedden. Met het gekrakeel van de pinguïns (de hele nacht door!) op de achtergrond vallen we met een heel tevreden gevoel in slaap.

 

20 februari 2012

kust in PN Monte LeonGisteren hebben we in een hotelletje geslapen, omdat we in Rio Gallegos geen fatsoenlijke camping konden vinden. We hadden in het Parque Nacional Monte Leon op de camping van het park aan de prachtige kustlijn kunnen staan, maar omdat het daar zo hard woei en er geen enkele beschutting was besloten we toch maar door te rijden. Daar kregen we spijt van toen bleek dat alle drie de campings onze goedkeuring niet konden wegdragen. De eerste was te duur, te shabby en te ver van de stad (waar we de volgende ochtend op tijd een garage wilden opzoeken), de tweede zag er keurig uit maar daar mochten we met de auto alleen buiten het hek staan en wel gebruik maken van de toiletten en douches terwijl we dan toch de volle mep moesten betalen. En omdat deze camping in niet bepaald een 'gegoede wijk' lag hadden we geen zin om buiten het hek te staan dus die viel ook af. De derde camping bestond niet meer. We waren het zoeken zat, het was al laat, en vonden de omgeving niet erg geschikt voor wildkamperen dus toen maar in het eerste het beste goedkope hotelletje midden in de stad gedoken.

Lago AzulMaar vandaag kiezen we weer voor wildkamperen. We kamperen op het parkeerterrein bij het Lago Azul, vlak voor de grens met Chili. Ons plan om de grens vandaag nog over te steken hebben we aangepast toen we zagen hoe mooi dit meer in een oude vulkaankrater, die ooit tot uitbarsting kwam en zich daarna vulde met water, was. We zijn in de vulkaankrater afgedaald en hebben daar wat rondgewandeld en rondgekeken. De zon scheen en in de krater hadden we weinig last van de stormachtige wind. De vulkaankrater bestaat uit twee kraters naast elkaar lijkt wel. Een klein, perfect ronde krater met hoge, steile, zwarte puinhellingen waarboven hoge, zwarte vulkaanwanden uit torenen. Daarnaast ligt de krater met het azuurblauwe meer. Om het meer liggen groende weides, die overgaan in donkergrijs-rode Wildkampeerplek bij Lago Azulhellingen begroeid met grijs-groene graspollen en kleine struikjes. Op de wanden graast een aantal guanaco's. We zien ook nog een aantal oude lavatunnels die als grotten tegen de vulkaanwanden liggen. Het geheel vomt een mooi maar bizar en intrigerend landschap en we nemen dan ook de tijd om rustig rond te kijken. Als we de krater uitkomen worden we bijna van de voeten geblazen door de wind. Die heeft hier, bovenop de hoog boven het omringende steppe-achtige landschap uitstekende vulkaanrand, vrij spel. Het is te laat om nu nog de grens over te steken, vinden we en we besluiten nu wel de wind te trotseren en hier te blijven overnachten. Andere reizigers hebben hier ook gekampeerd, zien we aan hun waypoints in onze GPS.

Zonsondergang bij Lago AzulWe zien hier de mooiste zonsondergang van onze reis en als de zon onder is, zijn ook de laatste dagjesmensen vertrokken en hebben we de parkeerplaats en de vulkaankrater voor ons zelf. Vanwege de stormachtige wind en de kou besluiten we het dak niet omhoog te doen, maar beneden te slapen. Die mogelijkheid hebben we gelukkig, al moeten we de boel dan wel flink verbouwen en liggen we als rupsen in een cocon. We hebben dan nog minder ruimte in de breedte dan als we 'boven' slapen en er zit slechts zo'n 50 cm tussen ons en het dak, dus recht op zitten gaat niet en we moeten liggend onze kleren uit doen en 'tijgerend' ons bed in kruipen. We gaan vroeg naar bed en om 11 uur liggen we in onze cocon, diep weggekropen in onze slaapzakken waarmee we onder onze dekbedden liggen.

We beginnen net een beetje weg te doezelen als we een auto horen aankomen. Hmmmm...., er is toch geen idioot die om 23.15 uur nog bij maanlicht naar een vulkaankrater komt kijken? We liggen doodstil, met kloppend hart te luisteren in onze krappe cocon zonder bewegingsruimte. Harad gluurt door een raampje naar buiten maar ziet niks. Ik zie de lichten van de auto langs het raam zwenken, hoor de auto vlakbij onze auto stoppen, portieren gaan open en slaan met een klap dicht. Ik hoor stemmen van een man en een vrouw. Daar put ik hoop uit. Als deze mensen kwaad in de zin hadden zouden ze dan niet zonder licht aankomen rijden en zo min mogelijk geluid maken? "Har", fluister ik, "wat zie je?" "Het lijkt wel een busje, misschien ook een camper", antwoordt Harald, "maar ik kan het niet zo goed zien door dit raampje." We horen mensen heen en weer lopen, zacht praten en de motor wordt weer gestart. "Gaan ze weg?", vraag ik hoopvol. Ik hoor het busje wegrijden, iets verderop weer stoppen, de motor gaat uit en de portieren gaan weer open en slaan weer dicht. "Nee, ze hebben de auto alleen iets verderop gezet." Nog even liggen we stil te luisteren en dan begint Harald aan de sluitingen van het dakluik te morrelen. Even later doet hij het luik open, gaat staan, doet zijn zaklamp aan om meer te kunnen zien. Even later kruipt hij weer in bed en sluit het luik. "Het moeten ook reizigers zijn die hier ook komen overnachten", zegt hij. "Ik zag ze met wat spullen heen en weer sjouwen." Gerustgesteld kruip ik weer diep onder de wol, blijf nog wel luisteren naar de geluiden, maar het duurt niet lang voordat het weer stil is, op het gesuis van de wind rondom onze auto na.

We liggen nog niet zo lang te slapen als we wakker worden van een zwaar geronk. "Nog een auto!" roep ik verbaasd uit. Het is half 1 's nachts zien we op het klokje boven ons hoofd. "Nog meer reizigers?" Weer liggen we gespannen te luisteren al ben ik nu niet echt bang. We staan immers niet meer alleen hier op deze afgelegen plek. Een auto met een knallende uitlaat komt aanrijden en stopt op de parkeerplaats. Portieren knallen dicht en verschillende stemmen lachen en praten luid. Voetstappen knarsen op het grind en verwijderen zich van ons. "Volgens mij lopen ze naar de kraterrand", zegt Harald. Tien minuten lang horen we de stemmen slechts zachtjes in de verte praten en roepen, dan komen ze weer terug. Nog meer gepraat, gelach, geloop en geren. Portieren slaan weer dicht, de motor wordt gestart en de auto rijdt weg. Of nee, iets verderop stopt hij weer. Weer portieren die dicht slaan, stemmen in de nacht en knarsende voetstappen op het grind. Even later stappen ze weer in en starten de motor weer. Maar het duurt nog zeker 10 minuten voordat ze ook echt wegrijden. "Hehe, kunnen we nu eindelijk eens slapen?!" De rest van de nacht blijft het rustig. De wind is ook wat meer gaan liggen zodat de auto niet meer zo staat te schudden en we dan toch eindelijk rustig kunnen slapen. We worden vroeg wakker en zien op ons thermometertje dat het buiten -0,5 graden is! Brrrr, maar goed dat we in onze slaapzakken onder onze dekbedden zijn gaan liggen! Ik tijger het bed en de auto uit en zie het busje dat ons vannacht gezelschap is komen houden. Het busje heeft een nummerbord uit Uruguay. Inderdaad andere toeristen. Het blijkt maar, we zijn toch nog niet helemaal gewend aan het late leefritme van de Zuid-Amerikanen. Rare jongens hoor, die Zuid-Amerikanen!