home Header Image
home Header Image
Naamloos document

Onderduiken in Mozambique

 

11 december 2011

“Visa costs 68 US dollar”, zegt de man achter de balie in het grenskantoor van Mozambique.
“Wat? In de Lonely Planet staat dat ze 25 dollar kosten!”, roep ik uit. “Twentyfive dollar, we think”, zegt Harald tegen de douanebeambte. “We only need single entry visa.” De beambte houdt vol dat die 68 dollar kosten en verzoekt ons nog een tweede formulier in te vullen. “Worden we misschien opgelicht door deze meneer? Wat denk je Har?.Eens even kijken ik of de tarieven misschien ergens zie hangen.” Ik kijk rond in het kantoor maar zie niets over tarieven. Dan loop ik naar buiten en zie een informatiekast met daarin een A4tje waarop de tarieven staan vermeld. 66 USD voor een single entry visum en 2 USD voor het visumformulier staat er op. ‘Oké, het lijkt dus te kloppen”, zeg ik tegen Harald. “Wie had gedacht dat Mozambique het duurste visum van alle landen tot nu toe zou verkopen. Die hebben natuurlijk naar de buurlanden gekeken en dachten, wat zij kunnen, kunnen wij beter.” “Hadden ze dan liever naar buurland Malawi gekeken, dan hadden we nu niets hoeven betalen”, merkt Harald op. Nadat we de formulieren hebben ingevuld en ingeleverd, worden we een kantoortje ingeroepen. De beambte neemt plaats achter een bureau en verzoekt mij op de stoel voor hem te gaan zitten. Wat nu?, denk ik bij mezelf, hebben we iets verkeerds gezegd of gedaan? De beambte zet een webcam voor zich op het bureau en richt die op mij. Hij gebaart me rechtop te gaan zitten en in de camera te kijken. Hij klikt een paar keer met de muis en schuift daarna een ander apparaatje naar me toe. “Een vingerafdrukapparaat”, zegt Harald. En inderdaad, de beambte gebaart me mijn wijsvinger op het glas van het apparaat te leggen. Eerst mijn rechterwijsvinger en daarna ook mijn linkerwijsvinger. De beambte legt er niets bij uit en stuurt mij het kantoortje uit, terwijl Harald nog even moet blijven om dezelfde procedure te doorlopen. “Waarvoor is dit? Vergelijken ze onze vingerafdruk nu met die van ons paspoort?” vraag ik Har als hij het kantoortje uitkomt. “Toen we onze nieuwe paspoorten aanvroegen hebben ze ook vingerafdrukken van ons afgenomen. Zijn die uit te lezen uit ons paspoort ofzo?” “Dat zou kunnen ja”, zegt Harald. “Dit is wel de meest geavanceerde grensovergang die we hebben meegemaakt in elk geval.” “Ja, nu snap ik waarom die visa zo duur zijn.”
Even later worden we weer naar de balie geroepen en krijgen we onze paspoorten terug. In plaats van de gebruikelijke visumstempels, heeft de beambte in ons paspoort een kaartje geniet, waarop al onze gegevens en een foto staan, in kleur geprint.
Na het kopen van de ook in Mozambique verplichte third party insurance voor de auto rijden we Mozambique in. We rijden door naar de plaats Tete, dat bekend staat als de heetste plaats van Mozambique en dat ondervinden we aan den lijve. Als we tegen half 10 ons bed inkruipen is het nog 29 graden. En als we er de volgende ochtend rond half 7 weer uitkomen is het lekker afgekoeld tot 26 graden.

VilanculosVanuit Tete rijden we, grotendeels over nieuwe, brede en gladde asfaltwegen, in een ruk door naar de zuidkust van Mozambique. Na elf uur rijden komen we uitgeblust aan in het strandplaatsje Vilanculos. De volgende dag doen we rustig aan en slaan we aan het bellen en internetten om de verscheping van de auto te regelen. Daar zijn we nu al een paar weken mee bezig, maar er zit geen schot in. Ook nu weer zijn we na een paar telefoontjes niets wijzer. De verschepingskantoren waarbij we informatie en een offerte hebben aangevraagd hebben nog steeds niet alle informatie binnen en kunnen ons nog weinig vertellen. Het is al half december en we willen onze auto tussen 24 en 28 december vanuit Kaapstad op weg sturen naar Zuid-Amerika, maar of dat gaat lukken…….

Bamboozi Lodge MozambiqueAls blijkt dat duiken in Vilanculos niet gaat lukken vanwege voorspellingen van slecht weer (harde wind en zware buien) en te weinig andere duikers, besluiten we de volgende dag te vetrekken naar het iets zuidelijker gelegen Praia de Tofo. Hier vinden we een leuke lodge, meteen op en achter de hoge, begroeide duinen gelegen, met een duikschool. Het brede zandstrand is hier prachtig en de zee is wild, met hoge golven en een flinke branding. Hier voel ik me helemaal thuis, heerlijk!

Bij de duikschool van de lodge melden we ons aan voor de ‘Ocean Safari’, oftewel het snorkelen met walvishaaien, dolfijnen, schildpadden en/of manta’s, voor de volgende dag. Ze vertellen ons dat ze op 8 van de 10 trips de walvishaaien, die wel 21 meter lang kunnen worden en 15 ton kunnen wegen maar ongevaarlijk zijn (ze eten alleen plankton) ook daadwerkelijk zien, dus nu maar duimen dat wij ze gaan zien morgen!

 

8 december 2011

“Three, two, one, go!”, roept de schipper. Ik druk mijn snorkelmasker met mijn vingers stevig tegen mijn gezicht en laat me achterover vallen. Met een plons beland ik in het water, ga kopje onder en als ik weer boven kom steek ik de snorkel in mijn mond, en zwem met mijn gezicht onder water de kant op die de schipper net aanwees. Het zicht onder water is slecht. Het water is donker en troebel en ik kan geen levend wezen ontdekken. Iemand komt naast mij zwemmen, ik kijk opzij en zie dat het de gids is. Als er iemand de walvishaai kan ontdekken is hij het natuurlijk dus ik probeer met hem op te zwemmen. Maar hij zwemt sneller en zwemt me langzaam voorbij. Daar! Daar zie ik hem, de walvishaai! Ik zie zijn machtig grote lichaam, donker grijs met witte stippen traag aan me voorbij zwemmen. Wauw, wat is ’ie groot! De gids zwemt nu voor me en door het getrappel van zijn vinnen veroorzaakt hij een stroom van luchtbellen, die goed zicht op de walvishaai belemmeren. Ik wil de walvishaai graag bijhouden, dus begin als een dolle te trappelen met mijn vinnen en zwem een stukje opzij. Nu zie ik hem weer, maar alleen nog maar zijn machtige staart, die hij heel traag van links naar rechts beweegt. Ik trappel nog harder met mijn benen en maal met mijn armen door het water, maar de staart verdwijnt langzaam uit zicht, verdwijnt in het troebele water. Ik steek mijn hoofd weer boven water en kijk om me heen. Waar is Harald eigenlijk? En waar is de boot? Ik zie Harald een stukje achter me en zwem naar hem toe. “Heb je hem gezien?”vraag ik. “Nee, jij wel?”, antwoordt Harald. Terwijl ik dat beaam zie ik de boot langzaam onze kant op varen om ons op te pikken en even later zitten we weer allemaal, twaalf toeristen, op de rand van de Zodiac ervaringen uit te wisselen. Het merendeel heeft de walvishaai niet gezien, dus gaan we het nogmaals proberen.

WalvishaaiWeer laat ik mij op de één het water in plonzen en weer zie ik alleen maar troebel water als ik mijn hoofd onder water steek. Welke kant moet ik eigenlijk op zwemmen? Ik steek mijn hoofd weer boven water en zie de schipper en de gids een richting op wijzen. Dus snel mijn hoofd onder water en zwemmen maar. Waar is dat verdomde beest dan? Heb ik hem gemist, vraag ik me af als ik na een paar minuten zwemmen nog niets zie. Weer steek ik mijn hoofd boven water, kijk naar de boot en naar de schipper die nog steeds dezelfde richting aan wijst. “Head down”,  roepen ze dus steek ik mijn hoofd weer in het water. Ja, nu zie ik hem! Vlak voor me doemt de enorme kop van de walvishaai op. Zijn kop is breed en plat. Drie felgeel gekleurde, kleine vissen zwemmen vlak voor hem uit en contrasteren prachtig met de donkere massa van de walsvishaai. Hij is zo dicht bij, dat ik schrik en opzij wegduik. Daarbij komt mijn snorkel onderwater en adem ik een hap zeewater in. Shit! Proestend steek mijn hoofd boven water en blaas snel het water uit mijn snorkel. Daarna steek ik weer snel mijn hoofd onder water. Ik zie hem nu van opzij en ik draai me om en probeer hem bij te houden. Weer zit een andere zwemmer me in de weg en als ik merk dat ik het beest toch niet bij houd, geef ik op en kijk hoe hij langzaam weg zwemt. Als ik mijn hoofd weer boven water steek zwemt Harald vlak bij me. “Heb je hem nu gezien?” vraag ik. “Ja, wat een ontzettend gaaf gezicht!”

Omdat nog steeds niet iedereen hem gezien heeft duiken we nog een keer het water in. En daarna nog een laatste keer om het af te leren. Beide keren zien Harald en ik de walvishaai voor ons opdoemen, aan ons voorbij trekken en langzaam uit zicht verdwijnen. De laatste keer lukt het me zelfs echt een paar minuten vlak naast de walvishaai mee te zwemmen, zonder dat andere zwemmers me hinderen. Wat een immens, prachtig beest! En wat een machtig gezicht om te zien hij rustig en gracieus hij zich door het water beweegt. Slechts zijn staart gaat heel traag heen en weer. (Omdat we geen onderwatercamera mee hebben, is er een foto van internet geplaatst.)

“Nu gaan we op zoek naar andere oceaan bewoners”, meldt de gids. Manta’s, schildpadden en dolfijnen. En als we dolfijnen zien dan kunnen we kijken of we met ze kunnen snorkelen. Meestal zijn ze te snel weer weg en lukt dat niet, maar als ze bij de boot blijven hangen dan gaan we het proberen. Het volgende half uur cruisen we met de boot heen en weer langs de kust op zoek naar leven. Maar behalve de andere boten met toeristen zien we niets. Dus zetten we koers terug naar de lodge. “Dolphins!” roept de gids even later. “Snorkels op!” Ik zie vlak voor de boot wat plonzen in het water. ”Drie, twee, een, go” klinkt het weer en weer laat ik me achterover in het water vallen. We zwemmen met zijn allen in de richting die de gids aanwees, maar zien niets. Ik kijk op en zie dat de schipper nu een andere richting uit wijst. Dus trappel ik als een bezetene die kant op. Weer niets te zien….. Weer kijk ik op en nu geeft de gids aan dat we terug moeten komen naar de boot. Zonder veel haast zwem ik richting de boot. De eerste mensen klimmen alweer in de boot als de gids opeens roept dat de dolfijnen terug zijn. “Go”, roept hij naar de mensen die nog in het water liggen en wijst weer aan welke kant we op moeten. Zij aan zij trappelen Harald en ik in de richting die hij aan wees. Helaas zie ik weer niets, dus steek mijn hoofd weer even boven water uit om te kijken of de gids nog wijst. Zodra ik dat doe hoor ik Harald, die zijn hoofd nog wel onderwater heeft, als een zeehond kreun en blafgeluiden maken. Dus kijk ik snel weer onder water. Verdomd! Vlak voor me komt een dolfijn aan gezwommen. Ik zie zijn gladde, lichtgrijze lichaam en zijn stompe, ronde neus. Hij komt op me af zwemmen, zwemt dan voor me langs en verdwijnt met flinke snelheid uit zicht. “Gezien!”, roepen Harald en ik naar elkaar als we weer boven water komen. Ook nu weer mogen we een tweede poging wagen als er zich even later nog een groep  dolfijnen meldt. Ook nu zwemmen we in verwarring eerst de ene , dan de andere en dan nog weer een andere kant op zonder ze te zien. Steeds als we boven komen zien we ze wel een stukje verderop uit het water springen, maar zodra we die kant opzwemmen lijken ze te verdwijnen. Maar dan opeens zie ik een groepje van zes dolfijnen onze kant op zwemmen. Ik draai me om en probeer met ze mee te zwemmen. De groep splitst zich in tweeën en drie dolfijnen wijken af naar links en duiken de diepte in. De ander drie zwemmen rechtdoor en ik kan ze redelijk bijhouden. Nu hoor ik ook de hoge piep en de kraak geluiden die ze maken. Een paar minuten kan ik de drie dolfijnen redelijk volgen, maar dan duiken ook zij de diepte in.

Eenmaal moe maar zeer voldaan terug bij de duikschool horen we van een dame van de duikschool dat het heel bijzonder is dat we gezwommen hebben met de dolfijnen. “We zien ze wel regelmatig, maar de paar maanden dat ik hier nu werk hebben we nog nooit met ze kunnen zwemmen. Daarvoor zijn ze meestal te verlegen en te schuw. Ik ben Het is goed slapen na het zien van de walvishaaienjaloers!”

's Avonds gaan we nog vroeger naar bed dan anders, want we zijn behoorlijk moe. En de volgende morgen is het prettig wakker worden, met uitzicht op de palmen boven ons hoofd.

De volgende dag gaan we duiken.We zijn de enige duikers, want een andere groep duikers heeft zich afgemeld omdat het ‘slecht’ weer is – het is zwaar bewolkt, maar wel lekker warm en er staat weinig wind, dus wij vinden het prima duikweer. Dus sjorren we de duikpakken aan – dat deel vind ik het minst leuk van duiken, dat sjorren aan zo’n strak, stroef pak. Alle duikspullen worden vervolgens in de zodiac (rubber boot met 2 grote buitenboordmotoren) geladen, de boot wordt de zee in gereden en de duikgids en wij springen erin, waarna we in volle vaart door de branding varen. De eerste duik is een ondiepe duik van zo’n 15 meter diep, om er een beetje in te komen, Het is immers al een paar jaar geleden dat we voor het laatst gedoken hebben.Maar na de ongeveer 100 duiken die we inmiddels gemaakt hebben is het net als fietsen, dat verleer je niet. We zwemmen zo’n drie kwartier in de diepte rond en worden – zoals zo vaak – weer aangenaam getroffen door het vele leven dat zich onder het donkere wateroppervlak bevindt. Vissen in vele kleuren, vormen en maten zwemmen tussen de met koraal begroeide rotswanden.
De tweede duik is een diepe duik, langs een koraalwand tot zo’n 30 meter diep.We hebben geluk, want er staat bijna geen stroming en daardoor is het erg rustig duiken en hebben we heel goed zicht (doordat er weinig zand van de bodem wordt opgewerveld). Het is een prachtige duik. Ook nu zien we geen heel bijzondere dingen (zoals manta’s, schildpadden of haaien ofzo) maar er zitten zo ontzettend veel grote groepen vissen in zo ontzettend veel kleuren, vormen en maten, dat we ogen te kort komen. Was het snorkelen met de walvishaaien gisteren een fantastische, maar erg hectische ervaring, dit is een magische ervaring. Rustig zweven tussen ontelbare vissen, koraal en andere oceaanschepsels is gewoon erg leuk.

 

9 december

Strand bij Toto, MozambiqueNa een laatste, vanwege de sterke stroming en slecht zicht flink tegenvallende duik, verwennen we onszelf met een lekkere lunch op het terras van de lodge bovenop het duin. Terwijl Harald de mail checkt in het internetcafé iets verderop (weer geen goed nieuws over de verscheping) maak ik een strandwandeling en waai nog even flink uit. Heerlijk, zo’n strandwandeling!

Hierna stappen we in de auto en gaan op weg naar onze volgende bestemming, de strandplaats Zavora. Het weer is goed, de weg is weliswaar smal maar redelijk vlak asfalt dus binnen drie uur rijden moeten we in Zavora kunnen zijn.

Ruim een half uur na vertrek gebeurt het. Ik zit met mijn neus in de reisgids en kijk dus niet wat er op de weg gebeurt. Opeens begint de auto te hobbelen en kijk ik op. “Jezus Har, wat doe je?!” roep ik verschrikt uit. Met 80 kilometer per uur rijden we door de berm naast de weg in plaats van op de weg. Ik kijk opzij en zie dat Harald met een verbeten trek om de mond de auto in bedwang probeert te houden. “Oh nee, godver, Har, dit gaat mis!”, roep ik als ik weer voor me kijk en er voor ons in de berm een diepe greppel opdoemt. Het volgende moment duiken we met een enorme klap de greppel in, gaan er met dezelfde rotvaart weer uit waarbij de auto wordt gelanceerd. We vliegen door de lucht, waarbij de tank steeds verder schuin naar rechts overhelt. “Nee, nee, het gaat mis, we gaan om”, roep ik, nu echt in paniek. De tank landt weer op de grond, eerst met de rechter wielen en lijkt hij te balanceren en te twijfelen tussen een landing op vier wielen of op zijn zijkant. De vering en schokbrekers krijgen enorme klappen en worden zó ver ingedrukt dat de assen tegen het chassis aan beuken. De banden schuren tegen de binnenkant van de wielkasten als de vering tot het eind is ingeveerd. “Ja, het komt goed, het gaat goed, je doet het goed Har!”, roep ik als de auto met een harde, diepe bonk toch op vier wielen terecht komt, want ik besef me dat we er niets mee opschieten als ik paniekerig ga doen. Harald kijkt strak voor zich uit en het kost hem zichtbaar veel kracht om het stuur rustig naar rechts, naar de weg, te draaien. Even later rijden we weer op de weg en remt Harald langzaam tot we met een vaartje van 30 kilometer per uur over de weg sukkelen totdat we een plekje vinden waar we de auto in de berm kunnen stilzetten. Zodra de auto stil staat gooit Harald zijn portier open en hangt hij stil en bleek half naar buiten, zijn ellebogen op zijn knieën en zijn handen onder het hoofd. Opgelucht wrijf ik over zijn rug.”Dat heb je goed gedaan Har”, zeg ik. Ik wacht totdat Harald weer wat bijgekomen lijkt en vraag dan: “Wat gebeurde er eigenlijk? Waarom zijn we in de berm beland?” “Er zat eeHar checkt de auto in Mozambiquen spin op mijn been en daar keek ik net even te lang naar”, zegt Har tot mijn verbazing. ‘Dat is suf’, denk ik bij mezelf, maar het lijkt me nu niet het juiste moment om commentaar te leveren. We stappen uit de auto en Harald doet een inspectieronde om en onder de auto. “De voorruit is flink gebarsten, de luchtvering links is verschoven – maar dat is een kwestie van bijstellen – en de uitlaat zit los, maar verder lijkt de schade beperkt”, concludeert Harald een half uur later. Na wat sleutelwerk zit de luchtvering weer op zijn plaats en is de uitlaat met een slangklem tijdelijk vastgezet. Als we de auto instappen en rustig aan weer verder rijden, blijkt het stuur ook flink scheef te staan. (Dat blijkt een verbogen stuurstang te zijn die moet worden vervangen, zo ontdekken we een paar dagen later bij de garage.) Maar de schrik zit er nog flink in en we zijn allebei opgelucht als we twee uur later veilig de camping aan zee in Zavora bereiken en daar een dagje kunnen bijkomen.